de gedeelten van een weg ter weerszijden van de verharding; somtijds zijn zij ook van een, zij het lichtere, verharding voorzien. Bij dijken dienen de b. tot verzwaring van het dijkprofiel; men onderscheidt hierbij binnen- en buitenbermen, naar gelang zij aan de land- dan wel aan de rivier- of zeezijde gelegen zijn.
Blinde b. liggen onder den normalen waterstand en dienen, bij kanaaldijken, als verdediging van het beloop; zij worden vaak met riet beplant.
Bij zeedijken treft men de zgn. kreukelbermen aan, steenbestortingen op gelijke hoogte met de oppervlakte van het voorland; zij dienen tegen ontgronding van het dijklichaam.
P. Bongaeris.
Berm heet ook het horizontale of flauw hellende vlak ter onderbreking van een beloop. Men verdeelt een hoog beloop door bermen in gedeelten om de kans op afschuiving te verkleinen, en om eventueele afschuiving te beperken tot het gedeelte tusschen twee bermen.