dichter en prozaschrijver. Hij stond als student sterk onder den invloed van Byron, en in het algemeen van de Engelsche en Fransche Romantiek.
De Engelsche humoristische literatuur (Steme) heeft hem zeker mede tot den schrijver van de Camera Obscnra gevormd; een verzameling romantisch - realistische prozastukken, welke hij onder het pseud. Hildebrand publiceerde. Dit proza kenmerkt zijn zachtaardigen, vromen inborst, die een zekeren hang naar het weemoedige en zacht-melancholische vertoont. Dit was het eigenlijke deel zijner natuur, dat hij in zijn zoogenaamden „zwarten tijd” als dweepziek, jeugdig Byronvereerder tevergeefs had trachten te forceeren tot het tragische levensgevoel van de door hem bewonderde Romantiek.
Als dichter stelde hij zijn lier herhaaldelijk in dienst van het vaderland, bij vreugdevolle en smartelijke voorvallen. Hij was in zekere mate een zuiver dichterlijk talent; als poëet van de gezeten Hollandsche burgerij en als schrijver van natuurgedichten heeft hij daarvan blijk gegeven. Beets was daarnaast geen onverdiensteliik letterkundig essayist. * 1814 te Haarlem, + 1903; studeerde theologie te Leiden, werd in 1840 predikant te Heemstede, in 1864 te Utrecht, daarna in 1874 benoemd tot professor in de theologie aan de universiteit van dezelfde stad.
Werken: gedichten-bundels : Korenbloemen (1853), Najaarsbladen (1881), Dennennaalden (1900); proza: Camera Obseura (1851 compleet); Verscheidenheden meest op letterkundig gebied.
L i t.: E. J. Potgieter, De copieerkunst des dagelijkschen levens (Krit. Stud. I); L. v. Deyssel, Nic.
Beets’ Camera Obseura ; P. D. Chantepie de la Saussaye, Leven van Nicolaas Beets ; A. Verwey, Het Leven van Nic. Beets (De Beweging II 1905); C. Scharten, Beets-Hildebrand (De Gids III 1914).
A. Sassen.