Katholieke Encyclopaedie

Uitgeverij Joost van den Vondel (1933-1939)

Gepubliceerd op 01-04-2019

Baconianisme

betekenis & definitie

Baconianisme - is de naam van een theorie, volgens welke de werken van Shakespeare (en van sommige zijner tijdgenooten) niet geschreven zijn door Shakespeare zelf (of door hen op wier naam zij staan), maar door iemand anders, die zich niet wilde of durfde bekend maken; met name door Francis Bacon. De psychologische basis van deze theorie bestaat in een overtuiging, dat groote dichters ofwel zeer geleerd ofwel van adel moeten zijn.

Historisch zijn dergelijke theorieën mogelijk, omdat in de 16e en 17e eeuw niemand biographische gegevens verzamelde over tooneelspelers en tooneelschrijvers, en er dus omtrent hun leven betrekkelijk weinig bekend is. De voorlooper van het B. is een zekere J. C. Cowell in 1805. Maar de eigenlijke gangmakers zijn drie Amerikanen: J. C. Hart in 1848, W. H. Smith in 1856 en vooral Delia Bacon in 1857. Op het oogenblik heeft het B. aanhangers in Amerika en in bijna alle landen van Europa, vooral onder litteraire dilettanten. Er zijn verschillende nuancen in deze theorie. De meest fanatieke Baconianen vormden in 1917 een Oesterreichische Shakespeare-Bacon-Gesellschaft, een Bacon Society of America, en later in Engeland een Bacon Society, waarvan Howard Bridgewater de propagandist is.

Geestverwanten in Nederland zijn Taco de Beer, een verdienstelijk litterair-historicus († 1923) en dr. H. A. W. Speckman, apotheker. Een der meest bezadigde, maar tevens ijverigste verdedigers der theorie was een Londensch rechtsgeleerde, sir George Greenwood († 1931). — Voor al de genoemden is (of was) Francis Bacon de held. Andere pretendenten zijn: William Stanley, 6e graaf van Derby (1561-1642), Eduard de Vere, 17e graaf van Oxford († 1604), Sir Charles Blount, 8e lord Mountjoy (1563-1606), Roger Manners, 5e graaf van Rutland (1576-1612). Vermoedelijk zijn er nog meer en zullen er nog veel meer komen.

De eerstgenoemde heeft als meest wetenschappelijken verdediger Abel Lefranc, professor aan het Collège de France (1919). Voor den tweede hebben twee Engelsche militairen B. R. en B. M. Ward, vader en zoon, in 1922 een Shakespeare Fellowship opgericht te Hackney en Percy Allen is hun ijverigste medewerker. De aanspraken van den derde zijn in 1930 naar voren geschoven door een Duitscher, Peter Alvor. Onder de geleerden, die ofwel van Shakespeare ofwel van F. Bacon een bijzondere studie gemaakt hebben, heeft het B. geen aanhangers gevonden.

Lit. bijna niet te overzien. Over Ned. B.: A. Pompen, Bacon en Shakespeare (De Katholiek 155, 1919); over Duitsch en Oostenrijksch B.: A. Eichler, Antibaconianus (1919). Latere werken worden behandeld o.a. door Aristide Marie, A la Recherche de Shakespeare (1924); Georges Connes, Le Mystère Shakespearien (1926); Revue Anglo-Americaine (VI 1928); prof. A. Nicoll, Times Lit. Suppl. (25 Febr. 1932). Pompen.

< >