Bachelin - 1° Auguste, Zwitsersch historie-, militair-, genre- en landschapschilder. * 30 Sept. 1830 te Neuchâtel, ♱ 3 Aug. 1890 te Bern. Leerling van W. Moritz. 1850 te Parijs op het atelier van Gleyre, daarna bij Couture. 1859 streed hij in Italië en maakte den veldtocht mede onder Garibaldi.
Maakte tijdens de krijgsbedrijven verschillende studies. Muntte vooral uit als een bekwaam schilder van krijgstafereelen.
Lit.: Schweizer, Künstlerlex.
2° Henri, Fransch schrijver van romans, die, bij scherpe waarneming en fijne karakterontleding, het leven van nederigen en kleinzieligen omhullen met een waas van welwillenden humor. * 1879 te Lormes.
Voornaamste werken: Juliette la jolie (1912) ; L’héritage (1914) ; Le serviteur (19Ï8) ; L’eclaircie (1918) ; Le village (1919) ; Le petit (1920) ; L’abbaye (1923) ; Don Juan (1925) ; L’été de la Saint Martin (1926).
3° Olivier (ook: Basselin), Fransch volksdichter van Normandische herkomst (♱ omstr. 1450 bij Formigny), op wiens actief men veelal de lustige chansons du Va u-d e-V i r e stelt, of kortweg Vau-de-Vire, Vaudeville. Een aantal liederen met vaderlandschen, anti-Engelschen inhoud is zeker van hem. Een op zijn naam overgeleverde verzameling uitgelaten en vormrijke drinkliederen bleek echter achteraf van zijn 17e eeuwschen landgenoot Jean le Houx te zijn.
U i t g. : d. biblióphile Jacob (Parijs 1858). — Lit.: A.Gasté, O. B. et le Vau de Vire (Parijs 1887) ; Revue Bleue (10 Mei 1890) ; Bulletin de la société des antiquaires de Normandie (1899).