Aphrodíte - De Gr. godin A. moet waarsch. gelijkgesteld worden met de Phoenicische Astarte. Evenals deze is A. de godin der geslachtelijke liefde en vruchtbaarheid. Volgens de Grieken was zij geboren op Cyprus (te Paphus of te Amathus), waar de Phoenicische cultuurinvloed zeer groot was, of op Cythera, eiland ten Z. van de Peloponnesus, eveneens een Phoenicische nederzetting. Van Cyprus uit verbreidde zich haar cultus over Klein-Azië, Griekenland en Sicilië.
In Corinthe en op den berg Eryx (Sicilië) waren haar voornaamste heiligdommen. Zij is de Romeinsche Vernis. Voor de Grieken is A. de dochter van Zeus en Dione of de uit het schuim (aphros) der zee geborene: Anadyomenè (de opduikende). De oude Attische vruchtbaarheidsgodin A. Urania werd als de reine liefde gesteld tegenover A. Pandemus, de onreine. A. zetelde op den Olympus. De beeldhouwkunst idealiseerde haar en in de literatuur werd de vruchtbaarheid-schenkende godin de schoone vrouw, die vele avonturen beleefde. Zij is de „gulden A.” de „glimlachende”, de „goed bekranste”. In haar toovergordel liggen alle bekoringsmiddelen.
Op alle Olympiërs oefent zij haar invloed, alleen op Athena, Artemis en Hestia niet. De wanstaltige Hephaestus is haar gemaal, doch aan vele anderen, goden zoowel als stervelingen, schenkt zij haar gunst. (> Adonis, Anchises, Daphnis.) In haar vinden Paris, Helena, Phaon, Pygmalion een beschermster. In haar gevolg zijn: haar zoon Eros, de liefde; Hymen of Hymenaeus, het huwelijk; Peitho, de overreding, en de Charites of Gratiën. Onder de dieren zijn haar gewijd: bok, haas, duif, musch en zwaluw; onder de planten: myrt, roos, granaatappel en perzik. Zij rijdt door de lucht op een wagen, door musschen of duiven getrokken. Bij Anchises had zij een zoon: Aeneas, vader van Iulus. Iulus werd de stamvader van het Iulische geslacht, het geslacht van Caesar en Augustus, dat Vernis op bijzondere wijze vereerde.
L i t.: Roscher, Ausführliches Lexikon der Griechischen und Römischen Mythologie (I, 390 vlg.). Davids.
Voorstelling in de kunst. Voorgesteld wordt vnl.:
1° haar geboorte (= opduiken uit de zee): reeds in het begin der 5e eeuw v. Chr. op het reliëf der Villa Ludovisi te Rome, waar zij door twee nymphen, die haar naaktheid met een doek bedekken, uit het water wordt getild; einde der 4e eeuw v. Chr. door Apelles (zie Anadyomene). Wellicht in verband met deze legende in den laat-Pompejaanschen tijd voorgesteld in gezelschap van Eros op een dolfijn rijdend of beiden hengelend aan den waterkant.
2° Geheel gekleed met spiegel of appel in de hand: de door plooienval en gewaad met de gevelfiguren van het Parthenon verwante beelden uit de school van Phidias (Torso te Berlijn, A. der Villa Pamfili te Rome) of in doorschijnend kleed (A. van Kos, naar Praxiteles, 4e eeuw v. Chr.).
3° Half gekleed en met appel (A. van Melos, ontdekt in 1820, nu in het Louvre te Parijs) of zich spiegelend in het schild van Ares (A. van Capua, nu te Napels), beide voorstellingen uit den Hellenistischen tijd.
4° Geheel ontkleed, op het punt om een bad te nemen: de A. van Knidos, waarsch. de copie van een werk van Praxiteles, waarvan de kuische onbevangenheid en bevalligheid geroemd worden (haar kleed ligt rechts naast haar over een vaas); een Hellenist, herhaling van dit gegeven in de Venus Medici te Florence. Of haar sandalen losmakend (Londen, Britsch Museum);of in het water gehurkt (A.van Doidalsas), of weer rechtop staande,met haar kleed naast zich (Venus Capitolina). 5° Gewapend: werk van den jongen Polycletus, ter verheerlijking van de overwinning van Aegospotamoi, waarsch. tot ons gekomen in een copie: A. van Epidaurus (nu te Athene).
6° Rijdend op een ram: de A. Pandemos van Skopas, waarvan de bovenkant van een spiegeldoos uit het Louvre (Parijs) misschien een beeld geeft. De godin is hier geheel gekleed en zelfs gesluierd. In de laat-Hellenist. gebruikskunst komt A. in gezelschap van Eroten dikwijls als spiegelhandvat voor. Haar gewone attributen zijn: appel, duif. schildpad (A. Urania) en Eros, soms rijdend op een dolfijn. Knipping.