Katholieke Encyclopaedie

Uitgeverij Joost van den Vondel (1933-1939)

Gepubliceerd op 02-02-2019

Anthropomorphisme

betekenis & definitie

Anthropomorphisme - (Gr. anthroopos = mensch, morphè = vorm) in de godsdienstgesch. is de vermenschelijking van God, d.w.z. men stelt zich God onder menschelijke gedaante voor en schrijft hem menschelijke eigenschappen, hartstochten, gemoedsbewegingen, handelingen toe. Zoo spreekt men van den toom van God, van Gods oog, van Gods arm. Het a. is in zekere mate onvermijdelijk in onze godsvoorstelling. Men kan immers God, die zuiver geest is, niet onmiddellijk kennen, zooals Hij is in zichzelf, en men is derhalve gedwongen, zoodra men tracht zich een voorstelling van God te vormen, beelden aan de natuur en aan het schepsel te ontleenen.

Het ligt voor de hand, dat men zich daartoe tot het edelste schepsel, den mensch, wendt. Men moet echter onderscheid maken tusschen eigenschappen, in wier begrip geen onvolmaaktheid besloten is (zooals wijsheid, goedheid, geest), en eigenschappen, in wier begrippen de onvolmaaktheid mede uitgedrukt is (zooals rede, oog, toorn). De eerste kunnen analogisch aan God toegeschreven worden, de tweede slechts symbolisch op God toegepast worden. Indien men dus spreekt van Gods toom of van Gods wrekenden arm, dan moet men er zich wel van bewust zijn, dat die uitdrukkingen maar beeldspraak zijn.

Onder a. verstaat men echter gewoonlijk het verkeerde anthropomorphisme, dat zich de godheid werkelijk onder menschelijke gedaante en met menschelijke hartstochten voorstelt. Dat gebeurt in de meeste heidensche godsdiensten. Die vorm van het a. was sterk ontwikkeld in den Egyptischen, Babylonischen en vooral in den Griekschen godsdienst. Hier heeft het a. in de plastiek en in de literatuur zijn hoogste kunsttriomphen gevierd. Voor het a. in het Christendom, zie Anthropomorphieten.

Lit.: theologisch : A. Chollet, Anthropomorphisme, Dictionnaire de théologie cath. (I, 1367—1370) ; godsdiensthistorisch : A. Anwander, Einführung in die Religionsgeschichte (München 1930). Bellon.

Anthropomorphisme is ook de geestesgesteldh e i d, die het menschelijke tot maat der dingen maakt. In de t a a l uit het zich o.a. door het benoemen van dingen naar voorbeeld van het menschelijk lichaam, bijv. de hals van een flesch, de tanden van een zaag. Zoo ontstonden ook praeposities uit namen voor menschelijke lichaamsdeelen, bijv. Fr. lez moi ( Lat. latus meum (zooals chez moi zie Lat. casa mea). Anthropomorphisme in de kindertaal zie Personificaties. Weijnen.

< >