Andromeda-nevel - Onder de spiraalnevels is de groote nevel in het sterrenbeeld Andromeda de eenige, die voor het bloote oog zichtbaar is : als een wazige, ovale vlek. groot 30 bij 51 boogminuten, ietwat helderder in het midden, met een totale lichtsterkte van een ster der 4e tot 5e grootte. Men vindt hem reeds opgeteekend in den sterrenkataloog van Al.-Soefi (10e eeuw). Marius was de eerste, die hem met den kijker onderzocht (1612); bekend is zijn beschrijving: als een kaarslicht door hoorn gezien. In 1885 vertoonde zich dicht bij de kern een nieuwe ster van de 8e grootte.
Roberts ontdekte (1887) fotografisch zijn spiraalvorm. Uit zijn spectrum leidde Scheiner (1899) af, dat de A. een sterrenstelsel is, en werkelijk werden met den 100-duims-spiegelkijker van Mount-Wilson de spiraalarmen gedeeltelijk in sterrenzwermen opgelost, terwijl de kern onopgelost bleef. Talrijke nieuwe en veranderlijke sterren werden in den nevel ontdekt, uit wier lichtsterkte en lichtwisseling een afstand van omtrent 800 000 lichtjaren werd afgeleid. Zijn schijnbare afmeting aan den hemel is (fotografisch) 3 booggraden, de ware omtrent 40 000 lichtjaren. De totale massa wordt ruw geschat op 3 milliard zonnemassa’s, de lichtkracht op die van een milliard zonnen. De nevel wentelt om zijn kern in een periode, die geschat wordt op 17 millioen jaren. De snelheid, waarmede hij zich in de gezichtslijn (naar ons toe) beweegt, bedraagt 300 km /sec.
In de nabijheid van den A. ontdekte Hubble 140 nevelige objecten, met middellijnen van 12 tot 60 lichtjaren, waarschijnlijk bolvormige sterrenhoopen, waarvan de uiterste omtrent 100 000 lichtjaren van elkaar verwijderd zijn.
Lit.: E. Hubble, A Spiral Nebula as a Stellar System, Messier 31 (Astrophysical Journal 89, 1929). Stein.