Amulet - (talisman, tooverij, magie), voorbehoedmiddel tegen kwaden invloed van geesten (zie plaat). Oorspr.: ieder dreig- of afweermiddel, ook scheldwoorden en verachtelijke gebaren. Als a. worden gebruikt allerlei voorwerpen, die den mensch zelf gevaarlijk of weerzinwekkend voorkomen, zooals verdedigingsmiddelen van dieren en planten: tanden, klauwen, doorns, brandnetels, knoflook; voorwerpen, die een afwerend gebaar voorstellen, zooals de opgeheven, vlakke hand; een hand met uitgestrekten wijsvinger, en verder allerlei voorwerpen, waaraan, hoe dan ook, eenige kracht wordt toegekend.
A. worden bevestigd aan voorwerpen, welke men wenscht te beschermen, of gedragen op het lichaam; dit kan gebeuren op velerlei manier: verborgen in zakjes of bij wijze van sieraad. In alle werelddeelen zijn veel a. in gebruik.
Bouwman.
In de Oudheid bij de Grieken. Van afwerend karakter is het Gorgoneion-a., vaak met als pendant het hoofd van Phobos (de schrik, de vrees). Het Gorgoneion was dan het hoofd eener Gorgone, dat in legende en volksgeloof voor uiterst schrikaanjagend gold. Verder het oog (soms met een lans doorboord), komt veel voor op ceramisch werk. Ringen, vaak met magische teksten beschreven, armbanden met de tong van een vos, of het hart van een leeuwerik.
Bij de Romeinen. Veel werd van de Grieken overgenomen. Bekend zijn de looden tafeltjes (tabellae plumbeae), waarop de naam van dengene werd gegrift, van wien men het kwaad wenschte afgeweerd (Tacitus, Annales 2. 69); de door de kinderen gedragen crepundia, een touwtje of ketting vol met allerlei afwerende voorwerpen: gouden zwaardje, zilveren mesje, twee samengestrengelde handen, een klein biggetje e.a. (verwantschap met onzen bedelketting?); de zgn. bullae in den vorm van een hart of bolle schijf (zon?).
A. komen nog in den C h r i s t. t ij d voor, door contact met heidendom en Jodendom, welke echter niet door de Kerk geduld werden. De voornaamste zijn: 1° Papyrus-a., waarop een of andere tekst uit de H. Schrift, een gebeds- of bezweringsformulier. Deze werden om den hals gedragen (de meeste van laatJoodschen oorsprong). 2° Metalen plaatjes (als onze medailles), met voorstellingen van een gestalte met nimbus om het hoofd, in mantel, de geeselroede zwaaiend over een neergehurkte of liggende ontkleede figuur. Naast hem komen vaak de namen van God, Salomon en de aartsengelen voor. Zie ook Abraxassteen. 3° Het uit de Egyptische grafkunst stammende Scarabaeus (mestkever)-amulet. Over moderne a., > Talisman.
L i t.: Thompson, The?Mysteries and Secrets of Magie (1928); voor de a. bij Grieken en Romeinen: Kroll, Antiker Aberglaube (1897); Kropatscheok, De amuletorum apud antiquos usu (1907); Belluci, II feticismo primitivo in Italia (1907).
Knipping.
Amulius, broeder van Numitor.
Amuna-Ringnes-land (N. Amer. Pool-archiel, 79° N., 97° W.), arctisch gebied, in 1900 door verdrup ontdekt.
Amundsen, R o a 1 d, Noorsch Poolreiziger, die door zijn prachtige organisatie, met telkens verder vooruitgeplaatste levensmiddelen-depöts, er in slaagde, in Dec. 1911, de Zuidpool te bereiken. * 16 Juli 1872 in Borge bij Oslo, f 1928. Bestemd om geneesheer te worden,komt, door het lezen van Frank 1 in ’s ontdekkingsreizen, tot het verlangen naar Poolonderzoek. In 1897-’98 neemt hij deel aan de Belgische Zuidpool-expeditie der Belgica. Hij verkreeg zijn brevet als scheepskapitein en studeerde meteorologie en aardmagnetisme te Hamburg, wilde nl. leider en kapitein te gelijk kunnen zijn. Van 1903 tot 1906 vaart hij door de N.W. doorvaart, welker bestaan in 1850 door Mc. Clure was aangetoond. In 1909 wilde hij een expeditie naar de Noordpool ondernemen, verzekerde zich daartoe van Nansen’s expeditieschip de Fram, maar werd verrast door de tijding, dat Peary in April de N.-pool had bereikt. Nu voer hij naar het Z. met als doel de Z.-pool.
Tijdens den wereldoorlog werd hij door den duikbootenoorlog anti-Duitsch en zond zijn onderscheidingsteekenen aan den keizer terug. Van 1918 tot 1922 trachtte hij zich op een door hemzelf geconstrueerde boot, de ,,Maud , naar de N.-pool te laten drijven. Dit mislukte. Hij leerde vliegen en deed in 1923 en 1926 pogingen om met een vliegtuig de N.-pool te bereiken, financieel geholpen door den Amerikaan Ellsworth. Met twee vliegtuigen werd tot 300 km afstand van de pool geland; één vliegtuig moest achtergelaten worden. Met het Italiaansche luchtschip ,,Italia”, omgedoopt in „Norge” en bestuurd door den Italiaan Nobile, gelukte het hem van 11 tot 13 Mei 1926 een poolreis van Spitsbergen naar Alaska te maken. In 1928 zocht hij met het vliegtuig „Latham” het afgedreven deel van de verongelukte Nobile-expeditie en is daarbij omgekomen.
Werken: De N. W. Passage (1907); De verovering van de Zuidpool (1912); De eerste vlucht over de Poolzee (1927); Mijn leven als ontdekkingsreiziger (1929).
de Visser.