Katholieke Encyclopaedie

Uitgeverij Joost van den Vondel (1933-1939)

Gepubliceerd op 04-01-2024

Albertus Magnus

betekenis & definitie

Heilige, bisschop en kerkleeraar, een der voornaamste vertegenwoordigers der Middeleeuwsche scholastiek. Levend in een tijd, waarin de natuurwetenschap geen goeden naam had, en waarin men afkeerig stond tegenover elke wijsbegeerte, die op het zintuigelijk-gegevene was opgebouwd (tegenover het Aristotelisme in het bijzonder), legde A. er zich toch onbevangen op toe.

Daarmede leidde hij de christelijke philosophie en theologie in nieuwe banen. Pionier, is A. nog meer een ontdekker dan eigenlijk veroveraar. Zijn machtige aanwinsten uit Aristoteles en diens Arab. commentatoren staan nog te veel naast, vormen nog te weinig eenheid met zijn Neo-Platonischen of zgn. Augustiniaanschen gedachtengang, waarin ook hij was opgevoed. Vandaar,dat niet alleen de meer Aristotelisch denkende Thomas van Aquino zijn leerling was, maar ook de Neo-Platonisch georiënteerde Ulrich van Straatsburg. A. kon die pionier zijn, omdat hij geloof en wetenschap klaarder van elkaar onderscheidde dan zijn voorgangers.

Terwijl zijn meeste tijdgenooten nog verschillende zuiver wijsgeerige stellingen (vooral op zielkundig en ken-theoretisch gebied) verdedigden, omdat Augustinus deze zou hebben geleerd, laat A. het gezag der Kerkvaders alleen gelden in kwesties van geloof en zeden. Ook op dit fundamenteele punt was A. de baanbreker voor Thomas.* 1193 (volgens P. Mandonnet O.P. tusschen 1205— 1207) te Lauingen (Zwaben); + 14 Nov. 1280 te Keulen. Studeerde te Padua, waar hij 1222 Dominicaan werd; doceerde daarna te Keulen, Hildesheim, Regensburg, Freiburg i. Br. en te Straatsburg; behaalde te Parijs den Magistertitel, werd het hoofd der nieuwe school van zijn Orde te Keulen, was van 1254—’67 provinciaal der Duitsche Dominicanen-provincie; in 1260 benoemd tot bisschop van Regensburg, werd hij in ’62 op zijn verzoek van dit ambt ontslagen; aangesteld tot kruistocht-prediker, verbleef hij nadien nog te Würzburg en te Straatsburg en sinds 1269 als leeraar en wijbisschop te Keulen, waar hij 1280 overleed. In 1622 zalig verklaard, werd hij 16 Dec. 1931 onder het getal der Heiligen en der Kerkleeraars opgenomen.

Voorstelling in de kunst. Reeds vóór zijn zaligverklaring (1622) wordt A. d. Gr. als hemeling voorgesteld met stralenkrans om het hoofd (Fra Angelico, Florence, S. Marco), bisschopsmijter, pen en open boek. Met open boek, verklarend gebaar en doctorshoed reeds omtr. 1350. A. deed een eerste poging tegen de algemeen verspreide allegorische verklaring der liturgie, in zijn „Opus de mysterio Missae”.

Werken: Commentaren op de voornaamste boeken der H. Schrift en van Pseudo-Dionysius, op de Sententies van P. Lombardus en op haast alle werken van Aristoteles; schreef een Summa de creaturis, en een Summa Theologiae (dezer echtheid momenteel door enkelen betwijfeld), bovendien tal van ascetische en natuurwetensch. verhandelingen.

Uitgaven: P. Jammy (21 dln. Lyon 1651); A. Borgnet (38 dln. Parijs 1890/99); sommige geschriften werden afzonderlijk uitgegeven. Een nieuwe, critische uitgave van al zijn werken is in voorbereiding.

L i t.: G. v. Hertling, A. M. Beitrag zu seiner Würdigung (2!914); F. Strunz, A. M.

Weisheit und Naturforschung im M. A. (1926); W. Arendt, Die Staats- und Gesellschaftslehre A. d. Gr. (1929); H. Wilms O.P., Alb. d. Gr. (1930); Jos Arts O.P., De H.

Alb. de Groote (1932); H. C. Scheeben, Albertus Magnus (1932).

de Valk.

< >