(niet te verwarren met aanschouwelijk onderwijs) heeft als doel: de schoolnieuwelingen te leeren waarnemen en opmerken, ze te oefenen in het gebruik der taal (formeel), hun reeds aanwezige voorstellingen te corrigeeren en te verhelderen, en nieuwe zaak- en taalkennis aan te brengen (materieel). Het a. komt op den rooster der laagste volksschoolklassen voor als apart onderwijsvak, soms onder den naam zaakonderwijs.
De stof wordt genomen uit de naaste omgeving en aangeboden in den vorm van voorwerpen, modellen, platen. Dit pseudo-vak is een voorbereiding voor het eigenlijke taalonderwijs en de zaakvakken: aardrijkskunde, geschiedenis, kennis der natuur. Soms is het meer formalistisch, zooals de methode voor Kath. scholen „In nieuwe richting van Alberts en Martens; soms meer realistisch, zooals ,,Het volle leven”” van Jan Ligthart. Vaak beheerscht het a. of zaakonderwijs het heele onderricht der laagste klassen, zóó, dat de overige vakken er mee in verband worden gebracht; door dezen vorm van concentratie ontstaat, wat de Duitschers Gesamtunterricht noemen. In zijn kwaliteit van kennis-der-omgeving nauw verwant met Heimatkunde, vraagt a. ook schoolwandelingen en uitstapjes met de leerlingen. Rombouls.