hangt samen met solidair, wat eensgezindheid uitdrukt bij een of ander streven. Het is een aanduiding van het stelsel der katholieke maatschappijleer, dat op twee fundamentele beginselen berust: de eigenwaardigheid van de persoon en de op de natuur berustende sociale gebondenheid.
Vrije mensen dus en vrije groeperingen van mensen werken met behoud van hun eigenwaarde samen tot het bereiken hunner gemeenschappelijke doelstellingen. Meer in het bijzonder wordt er het stelsel mee bedoeld, dat eind vorige eeuw die fundamentele leer in een speciale vorm tot uitdrukking bracht.
Stichters ervan zijn de vooraanstaande katholieke sociologen van toen, m.n. ook die van de Duitse school onder leiding van Heinrich Pesch, Th. Meyer, en Cathrein.
In dit stelsel wordt de staat uitsluitend gefundeerd op de hulpbehoevendheid des mensen, zodat hij meer als aanvulling van de individuen gezien wordt. De leer van de staat als geheel, van het algemeen welzijn als welzijn van het verenigde volk, van een positief en in wezen naar de anderen gekeerde aard des mensen was aan dit solidarisme nog vreemd.Toegepast op de maatschappij en de economie van het volk betekent dit solidarisme een middenweg tussen het individualisme en het collectivisme, zonder evenwel een compromis te zijn tussen deze beide. Het baseert zich immers op eigen beginselen: de natuurlijke sociale aanleg (zie Sociaal), de eigen betekenis van de persoon, de wet van de subsidiariteit (zie Subsidiariteitsprincipe) en de organische opbouw van de gemeenschap in corporatieve of soortgelijke verbanden (zie Corporatisme). De kern ervan is een verzet tegen het kapitalisme, dat de mens als middel voor het winststreven gebruikt, onder afwijzing van de socialistische collectivering der productie (zie Solidariteitsprincipe). F. w.