(ca. 1080-1134), heilige, sinds 1126 aartsbisschop van Maagdenburg, is de stichter van de Norbertijnen en met St. Bernardus de grootste hervormer van de 12de eeuw.
Op jeugdige leeftijd reeds was hij subdiaken en kanunnik van St. Victor te Xanten, maar leefde een werelds leven aan het hof van Hendrik V.
In 1115 kwam hij ten gevolge van een onweer, dat hem in levensgevaar bracht, tot inkeer. Hij werd priester en trachtte tevergeefs het kapittel van Xanten te hervormen.
Hij trad als prediker op voor het volk en spaarde ook de geestelijkheid zijn critiek niet. Hiervoor had hij zich te verantwoorden op de synode van Fritzlar.
Hij deed daarna afstand van zijn prebende te Xanten en verkreeg van paus Gelasius II een algemeen preekverlof. Op uitnodiging van de bisschop van Laon stichtte hij in 1120 het klooster Prémontré voor clerici volgens de regel van St.
Augustinus om op deze wijze aan zijn hervormingsbeweging het gewenste succes te geven. Van Prémontré uit predikte hij nu in Frankrijk, België en Duitsland.
In 1124 trad hij met succes op tegen de ketterij van Tanchelm in Antwerpen.
Als aartsbisschop van Maagdenburg riep hij zijn ordebroeders te hulp tot bekering van de gebieden ten Oosten van de Elbe.
Onder keizer Lotharius werd hij kanselier van het H. Roomse Rijk en oefende daardoor ook op de politiek van zijn dagen grote invloed uit.
F. V.
R.