Katholicisme encyclopedie

Prof. dr. J.C. Groot (1955)

Gepubliceerd op 02-01-2020

JOHANNES, De Openbaring aan

betekenis & definitie

vormt het majestueuze slot van de Bijbel. Na de groet, het roepingsvisioen en de zeven brieven aan KleinAziatische kerken (1 : 1-3 : 22) geeft het een visionnaire schildering van het drama van de tegenwoordige wereld, welke ten einde loopt en het aanbreken van de toekomstige.

De worsteling van Kerk en wereld, van Christus en satan wordt steeds opnieuw hernomen om telkens weer te eindigen met de zegepraal van de hemel over de hel. Daarom verplaatst het eerste visioen ons regelrecht naar de hemel, waar God zetelt op zijn troon en het Lam (de verheerlijkte Christus) het boek van Gods raadsbesluiten ontsluit (4 : 1—8 : 1).

Daarom sluit het boek met de voleinding: de nieuwe hemel en de nieuwe aarde zijn geboren en het nieuwe Jerusalem daalt vanuit de hemel neer.De duiding der afzonderlijke visioenen is vaak moeilijk. Men zal er van uit moeten gaan, dat het boek tot het genre der apocalyptiek behoort (hier voor het eerst zo ook uitdrukkelijk benoemd: „apocalyps van Jesus Christus”, 1 : 1) en volgens de regels van dit genre moet beoordeeld worden. Een vergelijking met joods apocalyptisch materiaal in en buiten het O.T. (eventueel doch secundair ook met tradities van buiten) legt de traditiebanen open, waarvan dit boek de enige apocalyps van het N.T. de christelijke vervulling geeft. De gebruikte symbolen moeten van hieruit methodisch benaderd worden. Zij blijken dan meer intellectueel gedacht dan zintuigelijk geschouwd te zijn en in hun hyperbolische bedoeling zich te verzetten tegen elk straf litteralisme. Men bedenke dit bijv. ook voor de getallensymboliek, welke het gehele boek doortrekt (het getal 7 en 12), het duizendjarig rijk (zie Chiliasme).

De algemene verklaringswijzen, die in de loop der eeuwen zijn beproefd kunnen daarna aan dit resultaat getoetst worden. Onjuist blijkt dan de wereld- en kerkhistorische interpretatie, welke in het boek een geleidelijke, van het begin tot het einde doorlopende beschrijving zag der geschiedenis tot aan het einde der tijden. Haar ongenoegzaamheid wordt trouwens ook bewezen door het feit, dat men haar telkens opnieuw moest aanpassen aan veranderingen op het toneel der geschiedenis. De verklaring, welke in Openbaring niets anders ziet dan een apocalyptische reactie op dramatische gebeurtenissen in de eerste eeuw bevat zeker juiste elementen. Men zal zelfs ernstig rekening moeten houden met de mogelijkheid, dat ten dele onder de schijn van voorspellingen in feite gebeurtenissen, welke ook voor de schrijver reeds in het verleden lagen, profetisch geduid worden op de wijze, zoals dit bijv. ook in het boek Daniël geschiedt. Eenzijdig doorgevoerd verwaarloost deze interpretatie echter te zeer, dat de ziener het verleden en het eigentijdse de strijd met name tussen het Romeinse imperium en de Kerk in één beeld schouwt met wat binnenkort te verwachten staat en met de eindstrijd tussen Christus en de satan. Zij zal dus gecombineerd moeten worden met de eindhistorische verklaring, welke voor zich alleen Openb. weer te exclusief interpreteert als een voorspelling van de gebeurtenissen op het einde der tijden met voorbijzien van de bedoeling van het boek om reeds bij zijn ontstaan het boek wordt het best gedateerd tegen het einde van de regering van keizer Domitianus (overleden 95) “ de Kerk der martelaren te sterken door een christelijk duiden van het wereldgebeuren.

De Kerk heeft het boek als canoniek herkend, ofschoon ketterse uitleg het soms verdacht had gemaakt. Door deze weerstanden is ook de vraag naar de auteur beïnvloed. Het boek is geschreven door een Johannes (1 : 1), die omwille van zijn geloof naar het eiland Patmos verbannen is, doch in Klein-Azië woont en aldaar autoriteit bezit (de zeven brieven!). Dit past uitstekend bij Johannes de apostel, de ook door de traditie meestal genoemde auteur. Reeds Dionysius van Alexandrië (t 264) wees echter op de grote verschillen in taal, stijl en gedachtenwereld tussen het vierde evangelie en de Johannes-brieven enerzijds en de Apocalyps anderzijds. Ofschoon men terecht ook enkele frappante overeenkomsten aanwijst, schijnt een bevredigende verklaring nog niet aanwezig. R. s./j. w.