Katholicisme encyclopedie

Prof. dr. J.C. Groot (1955)

Gepubliceerd op 02-01-2020

IRRATIONALISME

betekenis & definitie

is in het algemeen iedere leer die meent dat de werkelijkheid, zoals ze in zichzelf en in haar geheel is, aan de menselijke rede ontschiet. Meestal wordt daarbij onderscheid gemaakt tussen het rationeel-toegankelijke en het voor de rede ontoegankelijke of althans zich tegen rede-lijke ordening verzettende „irrationele”.

Dit irrationele is dan ofwel voor de mens volstrekt ontoegankelijk (agnosticisme), ofwel alleen toegankelijk voor vermogens buiten (of zelfs in een zekere tegenstelling tot) de sfeer van de rede: voelen, willen, handelen. Het verstand wordt in het irrationalisme veelal uitsluitend opgevat als de rede, die niets anders doet dan het vormen van abstracte (en levensvreemde) begrippen, die slechts voor het gebied van wiskunde en (quantitatieve) natuurwetenschap en het daarop steunende bewerkend omgaan met de stoffelijke zijnden („homo faber") een zekere zin hebben.

Wat buiten dit gebied valt: het qualitatieve, het oorspronkelijk zich ontplooiende, het vrije is niet kenbaar door de rede, maar door hogere, meer intuïtieve kenvermogens, waaronder vooral sympathie, liefde, daad gerekend worden.Het irrationalisme kleineert de onvervangbare waarde van de begripmatige kennis, en verwart de emotionele of practische „voorwaarden”, waarvan somtijds waarheidskennis afhankelijk is, met de akt van kennen zelf, die altijd van verstandelijke en redelijke aard is. De vereenzelviging van rede met mathematische en positief-wetenschappelijke rede is fataal geweest; de menselijke rede moet zo breed verstaan worden, dat zij ook de existentiële ervaringen en de „raisons du cceur” naar hun waarheidswaarde in zich vermag te omvatten. j. p. ISAAK (Hebr., hij lacht; vgl. Gen. 21: 6 en 18: 12), was de zoon van Abraham en Sara. Lang bleef het huwelijk van deze twee mensen kinderloos, maar God had hun een zoon beloofd ondanks hun ouderdom en zelfs gezegd hoe Abraham die zoon moest noemen (Gen. 17 : 16; 18 : 10). Abraham geloofde God en zijn zoon Isaak heet dan ook de zoon van de belofte (Gal. 4 : 28-30; Rom. 9 : 8).

Het geloof van Abraham werd wel zeer op de proef gesteld, toen God hem beval zijn zoon Isaak te offeren (Gen. 22 : i—19), maar God was tevreden met Abrahams goede wil. De christelijke traditie beschouwt met Hebr. 11 : rg het offer van Isaak als een voorafbeelding van Christus’ offer. Isaak wordt verder weinig genoemd, maar als zoon van Abraham was hij stamvader van Israël en geestelijk vader van alle gelovigen (Gen. 26 : 4; zie Abraham). j. v. D.

< >