Katholicisme encyclopedie

Prof. dr. J.C. Groot (1955)

Gepubliceerd op 02-01-2020

ENGELMAN, Jan

betekenis & definitie

(1900), was een der meest op de voorgrond tredende figuren uit het tijdschrift De Gemeenschap. Hij onderscheidt zich voornamelijk als dichter en als kunstcriticus, het polemische en literair-programmatische lag hem, meer „dichter” dan „letterkundige”, niet, althans minder dan zijn bentgenoot Anton van Duinkerken (Asselbergs).

Zijn poëzie munt uit door een de zinnen verrukkende toon, zuidelijke zwier, bij uitstek geraffineerd taaltimbre (cantilenes!) en een typisch katholieke harmonie tussen natuurlijke levensaanvaarding en bovenzinnelijk geloof. De Tuin van Eros (1934) is een hem kenmerkende titel.

De hof van Eden is niet veraf, de dichter schijnt in beide thuis. Eerder verscheen van hem Sine Nomine (1930); later Het Bezegelde Hart (1937), Noodweer (waarin opgenomen gedeelten uit het mysteriespel van St.

Willibrord, 1939), en voor zang of declamatie het gedicht De Dijk, een vertaling van de Matthaus-Passion, alsmede een libretto voor een opera Philomela.

< >