Wilhelmus Joannes Maria Antonius (1903), schrijversnaam: Anton van Duinkerken, is Brabander van geboorte en Amsterdammer van allure; theoloog van opleiding en literator van overtuiging; geleerde qua kennis en polemist qua geesteshouding; groot-Nederlander in culturele spanwijdte, maar geharnast strijder tegen alle bloed-en-bodem-religie; de man die van grote betekenis is voor de culturele emancipatie van het Nederlandse Katholicisme, en thans als hoogleraar aan de Nijmeegse R.K. universiteit een vormende invloed heeft op de jonge katholieke intelligentsia. De priester-student, de dichter, de journalist, redacteur en literatuurhistoricus verenigen hun mogelijkheden ten dienste van een voortdurende katholieke roeping in de gemeenschap.
Van Duinkerkens critische activiteit richt zich dan ook naar binnen in het katholieke kamp, in zoverre hij de katholieke cultuurtaak minder vanzelfsprekend binnen confessionele begrenzing ziet (Welaan dan, Beminde Gelovigen, 1932). Hedendaagse ketterijen (1929) daarentegen evenals Katholiek Verzet (1932) wijzen op een apologetisch-polemische houding, doch de eruditie van zijn lenige geest redt hem van fanatisme.
Soms herinnert hij aan Chesterton. Het oecumenisch besef dat hem bezielt komt uit in een titel als Verscheurde Christenheid.
Zijn positie komt ook tot uiting in zijn redacteurschap van De Gids, en in zijn wetenschappelijk onderzoek bijv. van de Dichters van Middeleeuwen, Contra-Reformatie en Emancipatie (drie inleidingen tot bloemlezingen) en van Vondel (in 1940 werd hij hoogleraar in de Vondelwetenschap te Leiden). Als dichter heeft hij op zijn naam Hart van Brabant, Lyrisch Labyrinth, Verzen uit St.
Michielsgestel, Tobias met de Engel, poëzie van brede bewogenheid en barokke zeggingskracht. w.B D./G.SM.