Modern Woordenboek

Jozef Verschueren (1930)

Gepubliceerd op 30-06-2020

Hanze

betekenis & definitie

('hanzə) v. [Oudduits hanza, offer- en spijsgemeenschap]

1. handelsverbond van Noordeuropese steden, XIIIde-XVIIde eeuw.
2. Metf. bond van katolieke verenigingen 1902 tot steun van de middenstand opgericht.

Enc. De Hanze (1) zorgde voor de veiligheid ter zee en op de landwegen, en beheerste de ganse Noordeuropese handel. Van de vorsten verkreeg zij aanzienlijke handelsprivilegiën. In 1367 telde ze reeds meer dan 70 steden. Hoofdkantoren waren : Visby op Gotland, Bergen in Noorwegen, Brugge, Novgorod, Londen. De Dertigjarige Oorlog veroorzaakte haar totale ondergang.