I. m. en v. [Fr. < Lat. flos. bloem)
1. Algm. bloei, doch alleen figuurlijk: in de volle van zijn gezondheid; in de van zijn jaren, zijn leven, zijn tijd; in volle zijn. ➝ fine fleur.
2. Inz. bloeiend, fris voorkomen, ongereptheid: de gaat, is er af.
II. v.(-en)[msch. fleur] vistuig bestaande uit een angel, uitgezet aan een hengelstok, en voorzien van een klosje, waarop een deel der lijn gewonden is, om af te lopen, wanneer een vis bijt.