I (be:r) m. (beren : -tje) [msch. ~ Gr. choiros, varken]
I. Eig. ongelubd mannetjesvarken.
II. Metf, [gelijkenis met de scherpe rug van een beer I]
1. gemetselde waterkering met scherpe rug. Syn. dam, dijk, hoofd, waterkering.
2. steunpilaar aan de buitenkant van een muur : schuinaflopende beren. Syn. contrefort.
3. ijsbreker op de wal om bij ijsgang woningen te beschutten.
4. ijzeren heiblok.