Twee bijbelse begrippen die in het nabijbelse jodendom een grote rol zijn blijven spelen, niet als hygiënische maar als rituele concepten. Oorspronkelijk betrof het begrippen die bepaalden of iemand wel of niet in contact met de tempel mocht komen.
In tegenstelling tot reinheid kon onreinheid wel door middel van contact overgedragen worden van de ene op de andere persoon of van het ene op het andere voorwerp; onreinheid kan ‘reizen’ reinheid niet. Onreinheid wordt o.a. veroorzaakt door menstruatie, nachtelijke zaaduitstortingen, seksueel verkeer, geboorte, aanraking van een lijk, aanraking van andere onreine personen of voorwerpen, eten van onrein voedsel, het hebben van melaatsheid e.d. Verschillende vormen van rituele verontreiniging creëren verschillende vormen van onreinheid, van licht tot zwaar, en de relatieve zwaarte van de verontreiniging bepaalt ook de duur van de onreinheid en de vorm van de reiniging (meestal met water).In het nabijbelse jodendom zijn veel van deze voor de tempel (en dus vooral voor priesters) geldende regels door bepaalde groepen geëxtrapoleerd naar het alledaagse leven zodat in deze opvatting iedereen zou moeten leven alsof hij priester in de tempel was. Deze stelling is door het rabbijnse jodendom overgenomen (vandaar dat in de Misjna en de Talmoed zoveel aandacht aan vragen van (on)reinheid wordt besteed). De meeste van de rabbijnse reinheidsregels werden naar alle waarschijnlijkheid echter door het gewone volk genegeerd. Hoewel de termen rein en onrein vaak ook overdrachtelijk als ethische kwalificaties werden gebruikt, zijn zij van oorsprong neutrale begrippen: onreinheid heeft: niets te maken met zondigheid, slechts met tijdelijke rituele ongeschiktheid. Zie ook Mikwe.