Og, de koning van Basan; gezegd van iemand, die abnormaal lang is; vergelijk Deut. III, 11; Hebreeuws Og mélech habasjan, idem, oj interjectie
a. wee; oj m'n sonnem, wee mijn vijanden; Hebreeuws oj, idem;
b. als inleiding van een tegenwerping; oj, wat wil je dan?