a. geld; Hebreeuws mezoemman, eigenl. kèsef mezoemman, gereed geld, contanten; part. perf. van zammein, zie b;
b. mezomme benschen; drie of meer mannen, die gezamenlijk het gebed na de maaltijd verrichten; eveneens part. perf. van h. zammein, a. voorbereiden; b. uitnodigen, zie rabbousaj.