gewestelijk, didjepit: 1 vastgeklemd (in ’n knijper en zo voort, ook figuurlijk);
2 gecastreerd (door afklemmen);
djepitan, djepètan
1 knijper (om iets i vast te klemmen, das-, papierknijper en zo voort), dokters-, castratietang;
2 verouderd nauw hoekje, gangetje (tussen wanden en zo voort); zie ook kedjepit, tjepèt, tjepit.