was, volgens het verhaal der Friesche Kronijkschrijvers, de Zoon van ADEL, en Kleinzoon van FRISO, eersten Vorst van Friesland. UBBO, die zijnen Vader in het bewind opvolgde, was, zo als de gemelde Kronijkschrijvers verzekeren, niet alleen een dapper Krijgsheld, en in de Oorlogskunst grondig bedreeven, maar, daarenboven, zijnen leeftijd in aanmerking genomen zijnde, in Geleerdheid en verscheiden Weetenschappen zeer geoeffend. Volgens zommigen zou hij het leeven van zijnen doorluchtigen Grootvader, als mede de verrigtingen der Friezen van vroegere dagen, en van zijnen eigen leeftijd, beschreeven hebben.
Door de ongunst der tijden is dit Gedenkstuk der Aloudheid niet tot ons gekoomen. De Ubiers, die weleer het tegenwoordige Aardsstigt Van Keulen en het Hertogdom Gulik bewoonden, zouden van hem hunnen naam ontleend hebben. Zijn sterfjaar wordt gesteld op het eenënzeventigste jaar vóór de Geboorte van CHRISTUS. ASINGA ASKOA zou zijn Zoon en opvolger geweest zijn.Zie WINSEMIUS, Kronijk van Friesland.