Vaderlandsch woordenboek

Jacobus Kok (1780)

Gepubliceerd op 15-03-2024

SILOWERT

betekenis & definitie

gemeenlijk Selwert genaamd, was, van ouds een klein afzonderlijk Regtsgebied, tusschen de Landen, om en bij de Stad Groningen gelegen, en den ouden loop van de Rivier Hunse. In deeze Landstreek lag een Kasteel van den zelfden naam, sterker, meent men, dan eenig ander soortgelijk Gestigt, tusschen de rivieren de Eems en de Lauwert gelegen. Naar dat Kasteel liet zich een Geslagt noemen, ’t welk, in dien oord, de oppermagt bekleedde, en hadt het regt om ’er eenen Richter aan te stellen.

Van vroege herkomste moet dit regt geweest zijn, naardien men vindt aangetekend, dat, volgens besluit eener algemeene Vergaderinge, gehouden te Groningen, op den vierëntwintigsten September des Jaars 1283, de Heeren VAN SILOWERT, om het verbreeken van den Landsvrede, van het gemelde regt vervallen verklaard wierden. Volgens keur der Gedaagden zelve, ging het vervolgens op het Graafschap van Drenterwolde over. Misschien geschiedde zulks met een heimelijk uitzigt, van aldus, eerlang, van nieuws, in het bezit te zullen geraaken, zo als ook gebeurde. De Heeren VAN SILOWERT waren de naaste bloedvrienden der GROENENBERGERS, welke, naa hunnen afstand het Rigterampt bekoomen hadden, en tevens Drenterwolde bezaten. Zints het uitsterven van dat Geslagt, erfden zij, de beide Rigterampten, welke zij vervolgens met den gemeenen naam van ’t Gerigt van Silowert doopten. Naa verloop van tijd, was ook van dit Geslagt niet meer dan eene éénige Erfdogter overgebleeven. Van deeze kogten de Heeren van Groningen en Hunsingo het Huis of Kasteel te Silowert, en deeden het voorts, om dat zij het met geene goede oogen konden aanzien, tot den grond toe slegten.

In het boven genoemde Gerigt stondt, van ouds, een Nonnenklooster, van de Orde der Benedictijnen. Het voerde den naam van S. Mariaasklooster te Siloe. Zekere Priester uit Groningen, THEODORUS genaamd, was daar van de stigter, kort naa het begin der Dertiende Eeuwe. De Zusters hielden ’er haar verblijf tot omtrent het midden der Vijftiende Eeuwe. Toen, te weeten in den Jaare 1444, deedt men de Nonnen van daar verhuizen, en veranderde het Gestigt in een Klooster van Monniken, die de Orde van den H. AUGUSTINUS volgden.

Zie ALTING Notit. German. Inferioris; UBBO EMMIUS, Hist. Frisiae; Oudheden en Gestigten van Groningen.

< >