toegenaamd DE MISSY, van geboorte een Franschman, zeer vermaard door eene menigte kleine geschriften, ten tijde der Regeeringsveranderinge, hier te Lande, in de jaaren 1747 en 1748 meest al ten voordeele van het Huis van Oranje. Hij hadt zijne woonplaats te Amsterdam, en wierdt geoordeeld mede de hand te hebben in zommige naamlooze papieren, in welke eenige Staatsleden, vooral de Raadpensionaris GILLES, schandelijk wierden ten toon gesteld. Daarenboven hieldt men hem verdagt van overbrievinge, na Engeland, van ’t geen, naar zijne meening, op de Bredasche Vredehandeling, aangaande eene Neutraliteit voorviel.
Hoe ‘t zij, zeker is het dat ROUSSET, ten tijde als de Raadpensionaris zijne verantwoording deedt wegens de gerugten, ten sijnen nadeele verspreid, te Amsterdam geligt, na 's Graavenhage gevoerd, en in de Kasteleinij van den Hove in bewaaring wierdt gesteld. Nogthans duurde zijne opsluiting slegts eenige weinige weeken. Naa ’s Prinsen verheffing tot de Stadhouderlijke waardigheid, en deszelfs komst in 's Graavenhage, bekwam hij straks zijne vrijheid. ’s Mans bedreevenheid in de Geschiedenissen, en als mede in de Regtsgeleerdheid, zal, zedert, zijne Hoogheid bewoogen hebben, om hem met den titel van zijnen Buitengewoonen Raad en Historieschrijver te vereeren. Van eenig opstel, tot de laatstgenoemde hoedanigheid betrekkelijk, is ons nimmer eenig blijk voorgekoomen. Zijnen voornaamsten tijd besteedde hij aan het opstellen van Weekschriften, handelende, inzonderheid, over Staatkundige onderwerpen. Vooral hadt hij het, in dezelve, zeer sterk op de Pagters gelaaden, tegen welke hij, nu en dan, zeer scherpe aanmerkingen uitschoot. In stede van langer te dulden, dat zij zich vet mestten met het zweet en bloed der schamele Gemeente, behoorde men dezelve, meende hij, na het Leger te zenden, om het Land te helpen verdeedigen.
Daarenboven wierdt ROUSSET gehouden voor eenen der voornaamste werkmeesteren, die, onder de hand, de Regeeringsverandering te Amsterdam zogten te bewerken. Door het een en ander baande hij zich den weg tot eigen verderf. Zijne Hoogheid, eenig misnoegen tegen hem hebbende opgevat, deedt hem, in de maand Junij des Jaars 1749, de Akte van Historieschrijver wederom afvorderen. Om het schrijven van zeker Nieuwspapier, waar in hij zich verscheiden zeer scherpe uitdrukkingen tegen uitheemsche Mogendheden, vooral tegen den Koning van Frankrijk, veroorloofde, oordeelde de Regeering van Amsterdam, ’s Mans pen te moeten beteugelen. ’t Geregt der Stad, hem vrugtloos in zijn huis gezogt hebbende, wierdt hij, zedert, openlijk ingedaagd, en het uitgeeven van eenigen zijner schriften, zonder vooraf daar toe bekoomen verlof, verbooden. Doch ROUSSET was den slag, die zijnen persoon dreigde, bij tijds ontweeken. Hij onthieldt zich zedert buiten de Stad. Zijne verdere wedervaaringen zijn niet tot onze kennisse gekoomen.