ROELAND ROGMAN, gebooren te Amsterdam, in den Jaare 1597, was een der vermaardste Landschapschilders van zijnen tijd. Hem gaat de roem naa, dat hij eene goede houding, in zijne Stukken wist te brengen, maar eenigzins ruw en te veel gebraaden schilderde: een gebrek, meent men, daar uit ontstaan, om dat hij maar één oog hadt.
Veel schilderde hij naar 't leeven. Hier aan heeft de naakoomelingschap te danken, dat zij de oude gedaante kan kennen van voornaame Gestigten, welke nu niet meer in weezen zijn. Hij tekende, naamelijk, naar ’t leeven, de meeste adelijke Sloten of Kasteelen in Holland; welke tekeningen naderhand in ’t koper gebragt, en nu nog voorhanden zijn, in LUDOLF SMIDS Schatkamer der Nederlandsche Oudheden. De liefde tot de kunst bleef hem bij tot zijnen hoogen ouderdom; in welken hij zich meermaalen beklaagde over gebreken in zijne Werken, welke hij leerde kennen, toen hij ’t vermogen niet meer bezat om ze te kunnen verbeteren. Hij plagt te zeggen: Als men de dingen koomt te weeten, dan is men versleeten. Intusschen schijnt ROGMAN, even als de meesten zijner Kunstbroederen, van zijn werk niets meer dan een toereikend bestaan gehad te hebben, en niet te kunnen opleggen tegen den ouden dag. Want hij sleet het laatste gedeelte zijns leevens, te Amsterdam, in het Oude Mannenhuis, alwaar hij nog in den Jaare 1686 woonde, het negenentachtigste jaar zijns ouderdoms, en vervolgens zijne dagen eindigde. Hij was nooit getrouwd geweest.