maakte zig, na den moord van Graave FLORIS DEN VIJFDEN, in het jaar 1296, zeer berugt, in de bedrijven en geschiedenissen van Holland. FLORIS, weet men, had geene erfgenaamen nagelaaten, dan zijnen onmondigen zoon JAN, die zig in Engeland bevond. De Edelen en Steden waren wel genegen, hem als Graaf te erkennen; doch zijne onmondigheid en afweezigheid noodzaakten dezelven, om na een bekwaamen Voogd, voor den jongen Graaf, uittezien.
De Edelen waren daaromtrent zeer verdeeld. Zij, die deel aan den aanslag tegen 's Graaven Vader gehad hadden, waren verdagt, en hadden gaarne willen verkiezen WOLFERD VAN BORSSELEN, die den Veinsaart speelde, en zig hield, als tot hun niet te behooren. Graat DIRK van Kleef veinsde ook, tot de verraders en moordenaars niet te behooren. Beiden verklaarden zij zig voor Jonker JAN. De andere verklaarden, dat aan niemand, dan aan JAN VAN AVENNES, de Voogdijschap moest worden opgedragen, als zijnde de volle Neef van den vermoorden Graave. Beiden, GUI VAN AVENNES, broeder van JAN VAN AVENNES, en Graaf DIRK, waren tot de aanvaarding reeds herwaards gekomen, in den tijd der grootste verwarring, en wel toen de Landzaaten bezig waren met de belegering van ’t Slot Kronenburg, waarop de Moordenaar GERRIT VAN VELZEN, en andere, de vlugt genomen had. Graaf DIRK en zijn broeder LOEF VAN KLEEF matigden zig al het gezag over het beleg aan. JAN VAN KUIK had, zo men verneemt, hem grooten smaak in de Voogdijschap doen krijgen.
Een geweldigen haat vatte het vertoornde volk tegen hem op, zo haast het ontwaar werd, dat Graaf DIRK, na de overgave van het Slot, openlijk zijne veinzerij ontdekte, met de Edelen, en bijzonder VELZEN, in zijne bescherming te willen houden; dreigende hun, of al wie het zijn mogt, den dood, zo hun VELZEN en anderen niet werden overgeleverd. Daarna matigde zig Graaf DIRK volstrekt het bewind aan, en deelde het met GUIDO VAN HENEGOUWEN; echter niet zonder tegenzin der Gemeente, die DIRK als een openlijken voorstander en beschermer der Moordenaars aanmerkte. GUIDO, die slegts de plaats zijns broeders bekleedde, had ook weinig aanzien of gezag. DIRK nam zijn verblijf in den Haag, daar men hem beschuldigde van al te groote verteeringen, die hij ten laste van het Land maakte. Met de komste van JAN VAN AVENNES, en deszelfs erkenning voor Voogd, verviel zijn aangematigd gezag zo sterk, dat hij raadzaamst oordeelde, ’er van af te zien, en het land te ruimen.
Zie M. STOKE, in JAN DE EERSTE.