Vaderlandsch woordenboek

Jacobus Kok (1780)

Gepubliceerd op 31-10-2023

CANIS, PETER

betekenis & definitie

of anders, naar de Latijnsche taalbuiging en de wijze dier tijden, PETRUS CANISIUS, bijgenaamd Lumen Germaniae, vermits hij één der geleerdste mannen van zijnen tijd was, geboren te Nijmegen, in het jaar vijftien honderd een-entwintig, uit bovengemelde ouders.

Dag en nacht niets doende dan studeeren, daarbij een vluggen geest, en een goed verstand bezittende, en zeer eergierig zijnde, werd hij, nog maar agttien jaar oud, tot Doctor in de Theologie bevorderd. Hij omhelsde de Orde der Jesuiten, die toen in haare eerste opkomst was. Hij begaf zig bij, en volgde, zeer tegen den zin zijner bloedverwanten, PETRUS FABER, één der drie eersten van gemelde Orde, welke, door IGNATIUS DE LOIJOLA, insteller derzelve, naar Duitschland gezonden waren. Bij zijn vertrek bad zijn vader hem, hij zou toch in het land blijven, op dat hij, na deszelfs dood, de steun van het huisgezin konde weezen; doch hij antwoordde: Vader, vergeef het mij, zo ik in dezen tegen u zondige; maar ik zal een licht voor mijn geslacht brengen, dat nimmer vergaan zal; en daarmede vertrok hij.

Spoedig werd hij één der voornaamste van de gemelde Orde, en bragt ongemeen veel toe, om dezelve, overal, ingang te doen krijgen. Dit, echter, verhinderde hem niet, hoe groot zijn naam en fortuin ook werd, aan zijn vaderland en vrienden te denken. Zijne twee halve broeders, en zijnen neef HENDRIK CANISIUS, benevens andere vrienden, ontbood hij, van tijd tot tijd, herwaards, gebruikte hen tot zendelingen, en bezorgde hen de beste plaatsen; hetwelk oorzaak was, dat hij veele bekwaame jonge lieden, uit Nijmegen, tot zig trok. In het jaar vijftien honderd vijf-en-vijftig, zond hij één’ zijner voornaamste Leerlingen, LEONARD VAN KEESEL genaamd, naar Nijmegen, om aldaar een School op te richten, waartoe DIRK CANIS, en eene moei van PETRUS, hun huis, op den hoek van de Ridderstraat, ten beste gaven.

Doch vermits (gelijk gezegd is) veele jonge lieden reeds hunne ouders ontweken waren, en zig tot hem begeeven hadden, tot niet weinig naijver onder de andere geestlijken, stookten deze de gemeente tegen de orde van CANISIUS op, beschuldigende dezelve van onrechtzinnigheid in de leere; waardoor een opstand onder ‘t gemeen verwekt, en de Regeering verpligt werd, om met de Meesters van ‘t Nicolaas Gild een besluit te neemen, dat Schepenen, over de gedaane giften, niet zouden mogen staan, en dat zij, meer Geestlijken hebbende, dan zij konden onderhouden, de Gemeente en schamele Burgerij niet meer belast of uitgeput zouden mogen worden; dat aan den Zendelingen de weet moest gedaan worden, om zig ten eersten ter Stad uit te begeeven, vermits de Regeering voor hunne beveiliging niet zou instaan. Wat moeite de vrienden van CANIS ook deeden, VAN KESSEL vond zig verpligt te vertrekken.

Hierover schreef CANISIUS, op den drie-en-twintigsten Mei van ‘t zelfde jaar, uit Weenen, eenen ongemeen scherpen brief aan den Burgemeeder WICHMAN BUYS, hem zijn klein gezag voor oogen houdende, en tevens voorzeggende, dat de domheid, in plaats van geleerdheid, bij hen zou woonen; dat deze geringheid van gezag toonde, hoe verre zij reeds verlooren en bedorven waren, enz. eindigende met te zeggen, dat hunne toegevendheid oorzaak zou zijn dat alles verlooren ging.

Middelerwijl werd ’s mans naam en faam meer en meer beroemd. Een reize uit Duitschland naar Braband zullende doen, nadat hij reeds Generaal der Orde geworden was, kwam hij, op verzoek van den Raad en zijner vrienden, in het jaar vijftien honderd zes-en-zestig, in persoon te Nijmegen, alwaar hij als een Heilige geëerd werd. Op het Raadhuis te gast genodigd zijnde, deed hij den maaltijd in het Ziekenhuis aanrechten, en hield denzelven aldaar, op de wijze der Oude Christenen; ‘t geen hem veel aanhang verschafte. Hij nam afscheid van zijne vrienden en van den Raad, hun bedankende voor alles goeds, met vermaaninge van vast te staan in het geloove, en met moed voor hunne Stad te waaken, vermits hen zwaare wolken boven ‘t hoofd hingen. Aan de Meesters van ‘t St. Nicolaas Gild zeide hij, uit naame van de Burgerij, dat hij nimmer zou toestaan, dat een zijner zendelingen zig onder hen plaatste, en dat hij alle mannen van verstand en geleerdheid zou afraaden, om zig onder hen neder te zetten, vermits hun oproer getoond had, wat zij in hunnen boezem droegen: dat hij, de Stad uitgaande, het stof van zijne voeten zou schudden, aangezien het kwaaie zaad zulke diepe wortelen geschooten had, dat het niet was uitteroeijen, enz.

Na het Concilie van Trente bijgewoond, verscheidene reizen door Duitschland gedaan, en bij den Keizer bewerkt te hebben, dat GERHARD TRUCHARD, Keurvorst van Keulen, die de Reformatie toegedaan was, en een onbezonnen huwelijk aangegaan had, afgezet werd, is hij te Rome, den zeven-en-twintigsten December des jaars vijftienhonderd zes-en-negentig, in den ouderdom van zes-en-zeventig jaaren, overleden, en onder de Heiligen geplaatst.

Onder zijne veelvuldige werken munt boven allen uit, Cyrillus; de werken van Paus Leo; alsmede de vermaarde Roomsche Catechismus, welke thans nog in gebruik is.

Volgens medegedeelde berichten, met aantekeningen van DIRK CANIS, zoon van HENDRIK CANIS. Zie verder SLICHTENHORST; REIFFENBERG, Historia Societ. J, Lib. 2. Cap. 8 & 9. Lib. 5. Cap. 5. §. 19.

FOPPENS, Bibl, Belg. op P. CANISIUS, Tom. II. p. 690 en 698.

< >