werd geboren te Amsteldam, op den 20sten Februarij 1671, van Ouders,die tot de Oude Friesche Doopsgezinden behoorden, welke toen hunnen godsdiendige vergadering hielden in de Bloemstraat, doch naderhand (1725) zig vereenigd hebben met die van ’t Lam en den Toren. In hunne vergadering was CORNELIS KLAASZ BRUIN, vader van KLAAS BRUIN, leeraar, van wien ook eenige leerredenen in druk uitgaan. Men zegt dat KLAAS BRUIN, in gemelde vergadering, meer dan eens den predikstoel beklommen heeft; doch het is bekend, dat hij zijn leven, niet als openbaar Leeraar, maar als Boekhouder gesleeten heeft.
Zijne geliefde oefening was de Poëzij. Bijzonderlijk was hij een zededichter, schoon men ook van hem eenige Treurspelen heeft. In de jaaren 1713 en 1714, deed hij, met den oudheidkundigen A. SCHOEMAKER en andere goede vrienden, twee speelreisjes, het eene naar Kleefsland, en het andere door Zuidholland. Beide reisjes heeft hij naderhand in dichtmaat belchreeven en uitgegeeven, onder den naam van Kleefsche en Zuidhollandsche Arcadia, met aantekeningen van L. SMIDS. Een derde Noordhollandsch reisje werd niet lang daarna van hem ondernomen, en mede eenige jaaren daarna in dichtmaat door hem beschreeven, onder den tijtel van Noordhollandsche Arcadia, met aantekeningen van G. SCHOEMAKER, zoon van den bovengemelden reisgenoot. Onder de overgeblevene poëzij van KLAAS BRUIN vindt men ook een Speelreisje langs den Vechtstrroom. Ook is door hem de Lustplaats Zoelen, gelegen aan den Haarlemmer Trekvaart, in dichtmaat beschreeven; waarbij zedelijke en historische aantekeningen gemaakt zijn, door den eigenaar, den niet min kundigen Heer CHRISTOFFEL BEUDEKER. BRUIN’S Zede en Bijbel-poëzij is bij de minnaars der dichtkunde overvloedig genoeg bekend. Hij overleed den 28sten December 1732: zijn afbeeldzel is in het koper gebragt door J. HOUBRAKEN.Zie WAGENAAR, Amsteldam, in 8vo, XI. Deel, p.393.enz.