Vaderlandsch woordenboek

Jacobus Kok (1780)

Gepubliceerd op 31-10-2023

BONSWAART

betekenis & definitie

M. STOKE en BEKA maaken hiervan gewag, als van een plaats, leggende beneden Nijmeegen, op den oever van de Waal, waaromtrent (1003), JAN VAN HENEGOUWEN, als de tweede van dien naam, onder de Graaven van Holland, zig met zijn leger ter nedergeslagen had, tegen Keizer ALBERT, die Holland, zo als wij in ons Tweede Deel, op het Art.

ALBERT, getoond hebben, als een openstaande bezitting, na den dood Van Graaf JAN DEN EERSTEN, aan het Keizerrijk zocht te brengen. Dit Bonswaart schijnt, echter, niet meer geweest te zijn dan een stuk aangewonnen land, uit de rivier, digt bij het dorp Booningen, en dus bij verkorting Booningswaart genoemd. Want om met BUCHELIUS, uit de woorden van MELIS STOKE, te leezen Bommelerwaard, laaten wij ieder oordeelen, of dit mogelijk zij. De woorden van den Rijm Chronijkschrijver zijn dezen;. . . . . . . . . . te Gorinchem

Ghine te zeijle die Grave blide,

En voor bi Nijmeegen en Bonwaerde, VII. Boek, VS. 320.

Ende met hem en sine vaerde

Al syn Here op eenen dach.

Ook kan Bommelerwaard met de woorden van BEKA niet overeengebragt worden: want die zegt dat men de legerplaats en de vaandels van Graaf JAN, van verre van den toren van Nijmeegen, zien kon; dat niet wel mogelijk is, alzo Bommel en Nijmeegen agt uuren van een liggen.

< >