Vaderlandsch woordenboek

Jacobus Kok (1780)

Gepubliceerd op 15-03-2024

BLOEMENSTEIN

betekenis & definitie

weleer een Slot aan de Rivier de Lek, behoorende onder het Graafschap Kuilemburg, en daarna, door koop, een eigendom geworden van de Stad Nijmeegen. In het jaar 1390 overweldigde OTTO VAN ARKEL de Twaalfde dit Slot, en sloopte het tot den grond toe; waarna het nooit weder opgebouwd is. KEMP, in zijne Beschrijving der Heeren VAN ARKEL, en VOSSIUS in zijne Jaarboeken, noemen eenigen van het geslacht van BLOEMENSTEIN.

Bij den laatsten vindt men, dat Heer JAN VAN BLOEMENSTEIN de Kabbeljaauwsche partij was toegedaan, en dat hij, door Hertog ALBRECHT VAN BEIJEREN, in 1358, als Baljuw van Kennemerland, van dat ampt ontzet, en REINOUD VAN BREDERODE in zijne plaats aangesteld werd.

< >