Vaderlandsch woordenboek

Jacobus Kok (1780)

Gepubliceerd op 30-01-2024

AAZ of Aesgraven

betekenis & definitie

was een zoort van Rechters, in den Briel voor en omtrent het Jaar 1400. Zij werden gekoozen door den Baljuw en ‘t Gerecht; doch hij zelve verkoor zig 12 mannen, die men Ridders noemde.

Het Ampt van deezen bestond, in het recht te spreeken en vonnis te wijzen, over de verschillen, die ontstaan mochten tusschen de Kabbeljauw visschers en andere, die zig geneerden met het vangen van Aas, ter bevorderinge van den Kabbeljaauwteelt nodig. De aanzienlijke neering, die voorheen in den Briel mede plaats had, maakte dit Rechterampt noodzaaklijk. Dus was de Aax- of Aaz-Graaf, met zijne Ridders, Rechter over de versche visch, of ’t Kabbeljaauwaas. Zij moesten tevens toezien, dat de Staellieden, of Aasvangers, zo veel Aas verkochten, als tot voortzetting van de teelt noodig was. Ook was daar bij bepaald, dat de Kabbeljaauw van den Briel altoos, boven die van de Landen van Voorne, de voorkeur had, om reden, dat de eerstgenoemden de wateren van de laatstgemelden in pacht of huur hadden.

Zie ALKEMADE, Beschrijving van den Briel, in fol. bl. 371.

< >