De beide eerste woorden geven te kennen dat er wel eenige moed aanwezig is, doch dat deze versterking behoeft; de drie laatste woorden beteekenen moed doen ontstaan, waar die in het geheel niet aanwezig is. Aanmoedigen onderstelt, dat de aanwezig zijnde moed slechts eenige versterking behoeft; Bemoedigen, dat de moed ver¬levendigd en opgewekt moet worden bij een persoon, die door ondervonden teleurstelling en nederlagen geheel ternedergeslagen is, en wien de moed dreigt te ontzinken.
Van de drie laatste is moed geven de zwakste uitdrukking. Dit kan, even als moed inboezemen, van zaken of gebeurtenissen gezegd worden. Moed inboezemen kan door daden of woorden geschieden. Moed inspreken wordt alleen van personen gezegd en geschiedt door middel van woorden.
Hij moedigde hem aan om op den ingeslagen weg voort te gaan. Bedrukte en terneergeslagen menschen moeten bemoedigd worden. Betere omstandigheden geven terstond wat moed. Met woord en daad boe¬zemde hij zijn soldaten moed in, zoodat zij tot het uiterste volhardden.