Woordenboek Italiaans (IT-NL)

A. Lankhout en J.E. Bas Backer (1951)

Gepubliceerd op 27-11-2022

dare

betekenis & definitie

geven; verlenen; afstaan; noemen; uitzien op; komen tot; dare il buongiorno, goedendag wensen; dare il la, de toon aangeven; dare retta, met aandacht luisteren; dare le spalle, vluchten; dare al capo, naar het hoofd stijgen; dare addosso a qu., iem. afranselen; dare dell’asino, iemand een ezel noemen; dare del tu, tutoyeeren; dare del capo nel muro, met het hoofd tegen de muur rennen; dare in una persona, iem. onverwacht ontmoeten; dare nel segno, het doel treffen; dare nel turchino, naar het blauw zwemen; dare indietro, terugwijken; dare sul giardino, op den tuin uitzien.