De zee als biotoop Een groot aantal in zee levende diersoorten heeft een voorkeur voor een bepaalde ondergrond en komt daar dan in bijzonder grote aantallen voor. Zo vindt men sommige soorten hoofdzakelijk op zand, andere meer op slik. Een groot aantal soorten komt uitsluitend langs rotskusten voor, omdat zij een stevige ondergrond vragen.
Ook hebben de meeste in zee levende dieren een bepaalde zoutconcentratie nodig. In de Noordzee is het zoutgehalte praktisch gelijk aan dat in de grote oceanen, nl. 3,5%. In de mondingsgebieden van grote rivieren echter is de concentratie aan zouten duidelijk lager (ca. 0,5-3%). Vandaar dat men daar dan ook ofwel totaal andere soorten ofwel gebreksvormen van de karakteristieke Noordzeesoorten aantreft.
Een speciale aanpassing vergt het leven in de getijdenzone. Branding, sterke stroming, periodiek droogvallen van de bodem, hoge temperaturen, zoutarm regenwater en de aanwezigheid van talrijke strandvogels vormen hier de gevaren waaraan de dieren in deze zone zijn blootgesteld. Daar staat tegenover dat hier veel voedsel wordt aangevoerd. Wij vinden dan ook talrijke dieren in de getijdenzone, die zich meer of minder diep in de beschermende modderbodem hebben ingegraven.