Zuidnederlands Woordenboek

Walter De Clerck (1981)

Gepubliceerd op 03-02-2023

vuilkar

betekenis & definitie

Vuilniswagen, vuilnisauto; in toep. op een ouderwetse kar: vuilniskar; (meton.) (gemeentelijke) reinigingsdienst, vuilophaaldienst; ook ter aand. van een vuilnisman.

Juffrouw, om te vragen of ik dat vogelkooitje mocht hebben! Ik zie dat u het toch maar wil kwijtspelen! ... - Natuurlijk! antwoordde ze spontaan. Neem maar mee, anders is de vuilkar er toch maar mee weg! DE RIDDER 1966, 20.

Berekend werd, dat elk Duits huishouden jaarlijks gemiddeld één ton afval met de vuilkar meegeeft, Gazet v. Antw. 26/8/1978.

< >