Zuidnederlands Woordenboek

Walter De Clerck (1981)

Gepubliceerd op 03-02-2023

uittreden

betekenis & definitie

Zijn ambt neerleggen, aftreden; ook in de sportt. vaak in de vorm van het tegenw. deelw. als bnw.: uittredend. (Gall., ter vert. van fr. sortir en membre sortant).

Voor de Gemeenteraadsverkiezingen zijn er 15 uittredende leden, Keurig Ndl. 1966, 181.

Uittredend volksvertegenwoordiger B.M Na zoveel jaren kamerlid te zijn geweest staat M. nu op de 5 de plaats voor de kamer en als lijstduwer voor de provincie, Uit een verkiezingsblad 17/12/1978.

Zijn overwinningsrit naar de tricoloren trui werd misschien even vergemakkelijkt door het feit dat uittredend Belgisch kampioen Milo Cools uit Schelle niet op de afspraak van Purnode verscheen, Laatste Nieuws 4/8/1980.

Opm.: In de standaardt. wel in de bet.: een vereniging verlaten, zijn ontslag nemen enz.

< >