Zuidnederlands Woordenboek

Walter De Clerck (1981)

Gepubliceerd op 03-02-2023

moustache (moestache)

betekenis & definitie

Snor. Aan den watermolen gekomen, deed de koning zijn paksken los ..., zette zijn kroon op, draaide zijn lange moustache in punten, enz., WALSCHAP 1935, 49.

Als ’m dronk stak zijn dikke moustache in ’t schuim, en als ’m zijn glas neerzette bleef het er in hangen, CLAES 1960, 76.

Dat was nog gene kleine oerang-oetang. Een enorme vent met een moestache als van een zoeaaf, DE RIDDER 1966, 117.

De moustache maakt de man, Uitzending BRT 23/3/1980.

Opm.: In de standaardt. volledig ongebruikelijk (freq. 0), hoewel nog vermeld in versch. handwdb.

< >