Zuidnederlands Woordenboek

Walter De Clerck (1981)

Gepubliceerd op 03-02-2023

mangelen

betekenis & definitie

I. In onpers. gebr.: ontbreken (aan -).

Hoe zij de indruk heeft gelaten van een levendig, zelfs guitig, alleszins rechtschapen meisje, hoe het haar alleen mangelt aan beleefde manieren, TEIRLINCK 1952, 1, 122.

Ik had beslist aanleg, het mangelde me niet aan temperament en ik moet ten slotte een van haar beste leerlingen geweest zijn, BOSSCHAERTS 1954, 52.

Nu besef ik dat het mij mangelt aan praktijk, want ik heb nog nooit iets verkocht, ELSSCHOT 1960, 466. Ik weet niet of hij probeerde haar te verleiden. Het zou me verwonderen; het heeft Laporte nooit aan vrouwen gemangeld, VAN AKEN 1965, 124.

II. (Iets) ruilen.

< >