In enkele verb. die in de standaardt. niet (meer) voorkomen: iemand erin lappen, iem. beetnemen, bedriegen, foppen; bij het spel: doen verliezen; - m. betr. t. een onaangenaam bericht e.d.: iem. iets in het gezicht lappen e.d., bruusk, onverbloemd vertellen.
Zij vreesde dat Verhelst, door haar stomme druistigheid (=brutaal optreden) waarmede zij hem het grote nieuws in ’t wezen had gelapt, opeens zinneloos geworden was, STREUVELS 1962, 117.
Sam.: aflappen, inlappen (zie die woorden); - lapmeter, lappen-peter, pers. die in de plaats van de eigenlijke meter of peter bij de doop aanwezig is.