Zuidnederlands Woordenboek

Walter De Clerck (1981)

Gepubliceerd op 03-02-2023

kinderagie

betekenis & definitie

Kinderachtigheid (abstract en concr.); kinderachtig gedoe; kinderachtige handeling of uiting.

- Zie ook de dialectwdb., o.a. BO, C., J., R. en T.B.

Ik heb die triomftocht met prijzen en kroontje maar eens gedaan. Het jaar daarop was ik trouwens niet de eerste, de volgende jaren wel. Maar toen vond ik me te groot voor zulke kinderazies, CLAES 1950, 209.

Houtekiet grijpt de aanvaller ..., wringt hem de armen op de rug ... en zegt hem kalm dat hij naar huis moet gaan, het is genoeg geweest, nu geen kinderagie meer, verstaan? WALSCHAP 1963, 337.

Als hij zijn gepollueerde grote steden leeg laat staan, waar vindt hij dan op het heerlijke, niet gepollueerde platteland plaats genoeg om er naakt te bivakkeren zonder potten of pannen? Wat ging hem al die kinderagie aan? WALSCHAP 1975, 105.

< >