Zuidnederlands Woordenboek

Walter De Clerck (1981)

Gepubliceerd op 03-02-2023

kakenestje (kakkenestje, kakelnestje, kakernestje, kakkemest)

betekenis & definitie

Eig.: laatst uitgebroed vogeltje van een nest, nestkuiken; bij uitbr.: laatstgeboren jong (van een dier); - vooral in overdr. gebruik: laatstgeboren kind (in een gezin); jongste, benjamin; vand.: troetelkindje, nakomertje; ook: jongste lid (van een gezelschap).

- Zie ook de dialectwdb.

Het kakemestje, Miel, nummer negen der rij, voelt zich eveneens aangetrokken tot het diamantvak en ook hij gaat bij broer Gust in de leer, BLOMMAERT 1945. 179.

Iedereen dacht anders dat het gedaan was bij Proske. Kijk eens, Reineke werd al zes jaar. En toen kwam er nog dat kakemestje bij. Dat zit daar allemaal bijeen in dat kleine huis, OP DE BEECK 1947, 40.

G. was ons kakkernest, Passend in Mei geboren, Uit een jubileumlied febr. 1981.

< >