Zuidnederlands Woordenboek

Walter De Clerck (1981)

Gepubliceerd op 03-02-2023

hangaar (hangar)

betekenis & definitie

(Met glas) overdekte bergplaats of binnenplaats (bij een huis); schuurtje; ook: afdak.

Gelijkvloers: Gang, living, zitplaats, geïnstalleerde keuken, W.C., bergplaats, werkplaats en hangar, Klokske 27/4/1978.

Ook o.a.: Boom 3/12/1976. Gentenaar 12/8/1977.

Opm.: In de standaardt. uitsl. in toep. op een opslagplaats van goederen, loods, en m.n. in toep. op een vliegtuigloods.

< >