Glijden, schuiven, slibberen; - iem. laten gletsen, zich niet langer meer bekommeren om iem., niet meer omgaan met iem., iem. laten schieten. - - Zie ook de dialectwdb., o.a. BO, C., Bijv. en T.B.
Ze hieven den man uit de modder,... gletsten met hun vracht den berm neer, STREUVELS 1964, 191.
Wanneer Maurice... geen trek had om in de luidruchtigheid op te gaan, liet zij hem gletsen, begaf zich in den drom der jonge kerels die haar langs alle kanten omzwermden en insloten, STREUVELS 1964, 291.