Zuidnederlands Woordenboek

Walter De Clerck (1981)

Gepubliceerd op 03-02-2023

frit

betekenis & definitie

In reepjes gesneden aardappelen, in vet of olie gebakken: friet, frites, in Nederl. veelal patat genoemd. (Frit is in eerste instantie een schrijftaalvorm als verkorting van frites-, in de spreekt, naast friet te verklaren door spelling pronunciation).

Anderzijds moeten wij... aan hun wensen voldoen en b.v. leren Belgische fritten bakken, Vrouw en Wereld maart 1974, p. 29.

Voor een groot en goed pak frit moet men zijn bij: Frituur Bareel, Uit een informatiefolder Boom sept. 1976.

Frisse dranken in zaal en tent - ijsroom - fritten, Kerk en Leven (ed. Mechelen) 25/5/1978, p. 24.

Sam.; fritketel (ook frietketel), frituurpan; fritkraam; fritsnijder; fritvet (ook frietvet), frituurvet, enz.

< >