Van pers. en zaken: zich (ergens) bewegen; manoeuvreren; soms bep.: optreden, acteren.
Het is een handige wagen, die zich vlot laat schakelen en in het stadsverkeer zeer handig evolueert, Touring 7/4/1977, p. 3.
Het is zo een kleine dertig jaar geleden sinds de blauw witten in de topreeks evolueren. Voor de oorlog waren zij er ook al bij, met name in het seizoen 1938-39, Rupelgalm 7/5/1977.
Momenteel werk ik aan een projekt in Gent waarin akteurs en poppen in één spektakel evolueren, T.V. strip 19/5/1978, p. 12.