Zuidnederlands Woordenboek

Walter De Clerck (1981)

Gepubliceerd op 03-02-2023

dienst

betekenis & definitie

1. Bediening, service (in restaurants e.d.); ook: bedieningsgeld, service(bedrag), bep. in de verb. BTW en dienst inbegrepen; - in toep. op de service die een zaak e.d. aan zijn clientèle bewijst, in de verb. dienst na verkoop; ook in toep. op een onderdeel van een bedrijf, belast met het verlenen van service: servicedienst.

Als cursist... krijg je tien maandelijkse kosteloze oefenavonden cadeau... dienst na verkoop, zou je zoiets kunnen noemen, Bond 27/8/1976, p. 2.

Dienst-na-verkoop verzekerd binnen de 24 u., Annoncenblad 21/1/1977, p. 23.

Al deze artikelen zijn gegarandeerd nieuw, met dienst-na-verkoop verzekerd, Mech. 1/6/1978. Elegante lijn, geraffineerd komfort (m. betr. t. caravans) onberispelijke dienst na verkoop in België, Frankrijk, enz., Info mei 1978, p. 24.

2. Van dienst zijn, dienst hebben; bep. in toep. op wacht- of weekenddiensten; - dienstregeling van het openbaar vervoer (vooral in sam.).

Geneesheren van dienst, Gents Adv. 12/8/1976.

Sam.: diensthoofd, hoofd van dienst (Het is waar dat zijn vader diensthoofd was aan het ministerie voor landsverdediging, WILLEMS 1970, 110);

- dienstmaarte, (w.g.) dienstmeisje (Wat is hem daar ter ore gekomen van een soort liederlijke dienstmaarte, die de woudmeester zich in het grootste geheim heeft aangeworven? TEIRLINCK 1952, 1, 112);
- dienstnota, dienstorder;
- dienstoverste, afdelingshoofd, -chef, dienstchef;
- dienstschort, dienstvoorschoot, serveerschort, dienstbodeschort.

< >