Zuidnederlands Woordenboek

Walter De Clerck (1981)

Gepubliceerd op 03-02-2023

col

betekenis & definitie

Boord (van een overhemd, vroeger bep. in toep. op een losse, veelal stijve boord); kraag (van een jas).

- Zie ook collee.

Hij had een zwart lapke op zijn rechtse oog en hij had geen kol aan maar wel geel schoenen, CLAES 1960, 20.

Met hun verweerde gebruinde koppen boven een witten stijven col en witten strik, LIA TIMMERMANS 1962, 118.

Opm.: In de standaardt. wel in toep. op een opstaande kraag van een trui, een jurk enz., en vand. ook: coltrui.

< >