1. Zone betekent zoveel als gordel.
In de aardrijkskunde spreekt men van klimaatzones: de hete, de gematigde en koude zone. De klimaatzones strekken zich als meer of minder brede gordels in de richting van de breedtecirkels rondom de aarde uit. Grote delen van Europa, Noord-Amerika en Azië liggen in de gematigde zone of luchtstreek, terwijl de noordelijke gebieden van deze continenten zich tot in de koude zone uitstrekken. Tot de hete zone behoren de gebieden in de nabijheid van de evenaar, zoals het Amazonegebied in Zuid-Amerika en het Kongogebied in Afrika; 2. in de wiskunde: het door twee met de equator evenwijdige cirkels ingesloten deel van een boloppervlak;
3. in overdrachtelijke zin gebruikt men het woord voor een gebied, b.v. bezettingszone.